In
ons laatste Bulletin besloten wij met een klein artikel met als kop
”Motorspuit HEEMAF anno 1920 achterhaald”. Daarbij werd de hierboven
geplaatste foto afgebeeld.
Het
was wél deze motorspuit die achterhaald werd maar niet de spuit, die
assistentie verleende bij de blussing van het Beursgebouw op 3 augustus
1921, zoals abusievelijk vermeld werd. In het vernoemd artikel werd door
ons gemeld dat deze motorspuit was opgedoken bij een particulier in
Tilburg. Binnenkort zal hij door ons worden vervoerd naar Hengelo, mits
de conditie in redelijke staat verkeert. Er zijn twee verschillende
motorspuiten in het geding. In dit Bulletin gaan wij dieper in op de
historie rondom deze twee motorspuiten van de Heemaf.
De eerste motorspuit werd op 16 september 1920 door de bedrijfsbrandweer
van de Heemaf aangekocht. De andere pas in december 1938 en heeft,
evenals de eerste, dienst gedaan in de oorlogsjaren en meerdere jaren
daarna.
Op 1 september 1920 werd door de directie van de Heemaf besloten een
definitieve bedrijfsbrandweer op te richten. Het brandweermateriaal, dat
op dat moment in gebruik was, was van dien aard dat hiermee een
effectieve brandbestrijding onmogelijk was. In verband hiermee werd in
overleg met de directie overgegaan tot aanschaffen van blusslangen,
zandzakken, brandladders een slangenwagen en nog meer kleine
gebruiksvoorwerpen. Tevens werden op het bedrijfsterrein meerdere
brandputten aangebracht voor opslag van bluswater. Tijdens het blussen
was men aangewezen op de waterdruk in het gemeentelijk waternet.
Hierdoor kwam een waterstraal niet hoger dan 2 m¹. Vandaar dat werd
besloten een motorspuit aan te schaffen. Een brandspuithuisje werd
gebouwd. Daarnaast werden uitrustingen voor de manschappen, bestaande
uit oliepakken, helmen, schoenen en handschoenen aangeschaft. Dit
brandspuithuisje werd tevens ingericht voor het houden van vergaderingen
en opleidingen. In de fabrieksgangen werden ladders geplaatst en ramen
in de sheddaken aangebracht om zodoende op het dak te kunnen komen. Op
deze sheddaken waren over de gehele fabriek loopplanken aangebracht.
Voor het oriënteren naar een geschikte motorspuit ging een delegatie van
het pas opgerichte bedrijfsbrandweerkorps op donderdag 16 september 1920
per trein naar de brandweertentoonstelling in Arnhem. Op
de stand van de firma Geveke & Co uit Amsterdam vond men wat men zocht.
De keus viel na verder beraad op een
tweewielige E.C.F.-motorspuit met de afmetingen van een lengte van 340
cm, breedte 140 cm en een hoogte van 165 cm. De motor was een 4-takt 4
cilinder automotor van 12 pk. De benzinetank had voldoende inhoud voor
ruim 6 bedrijfsuren. De motorspuit was voorzien van een
hoogdrukcentrifugaalpomp. De complete brandspuit woog 550 kg. De kosten,
inclusief de nodige assessors, bedroeg
ƒ 3.350,-.
Met deze aanschaf was de bedrijfsbrandweer van de Heemaf beter
geoutilleerd dan de gemeentelijke brandweer. Deze kon alleen nog maar
beschikken over hefboombrandspuiten. Maar de gemeentelijke brandmeesters
waren natuurlijk op de hoogte van deze aanschaf. Zo kon het dan ook
gebeuren dat bij een uitslaande brand op 25 juli 1921 van een blok
woningen in de Pastoriestraat de gemeentelijke brandweer voor een groot
probleem kwam te staan. Nu was deze grote
brand reeds bekend uit onze
historische gegevens. Doch interessant is te vermelden dat door onze
archivaris Jan Stubbe documenten van de Heemaf gebundeld zijn en hierin
vele gegevens zijn terug te vinden over de Heemaf-bedrijfsbrandweer. Bij
voornoemde brand werd assistentie ingeroepen van de nieuwe motorspuit.
Uit de verslagen blijkt o.a. dat vaak de
blusslang rechtstreeks op de gemeentelijke waterleiding werd
aangesloten. Hiermee kon dan echter geen langere waterstraal dan 2 m¹
worden verkregen. Ook met de hefboombrandspuiten was niet voldoende
bluskracht te bewerkstelligen. Door het inzetten van de motorspuit van
de Heemaf konden 2 blusstralen met een druk van 3-4 atmosfeer worden
ingezet. Hiermee kon men de brand onder controle krijgen zonder verdere
uitbreiding. Het water werd
betrokken uit de langs de Beekstraat lopende beek. Dit werd eerst nog
bemoeilijkt door de lage waterstand en het
zeer vuile water in de beek. Snel werd er
een dam met zandzakken gemaakt waardoor het waterpeil snel steeg en men
met een zuigkorf in een mand het water goed kon aanzuigen.
Kort daarna, op 1 augustus 1921, was het wederom goed raak: het
Beursgebouw, ook wel Handelskamer genoemd, aan de Beursstraat stond in
brand. Dit gebouw was gevestigd op de plaats waar nu het hoofdkantoor
van de ABN-AMRO-bank in Hengelo staat. De brand was ontstaan in de -in
het pand ondergebrachte- autogarage. Weer kon de brand zich snel
ontwikkelen door gebrek aan bluskracht van de gemeentelijke brandweer.
Het was direct duidelijk dat hier aan effectief blussen niet meer
gedacht kon worden. Het vuur vond in de diverse opgestapelde artikelen,
zoals manufacturen, zakken, oliën, graan enz. een gretige prooi. Nu werd
hulp verleend op verzoek van de toenmalige burgemeester. Bij deze brand
werd het bluswater betrokken uit de vijver van het huidige Prins
Bernhard plantsoen. Dit zeer tot genoegen van de Opzichter van de
Gemeentewaterleiding, daar deze bang was dat, bij gebruik van het
waterleidingnet, heel Hengelo de volgende dag zonder water zou zitten.
De bluswerkzaamheden waren tot ’s nachts 3 uur noodzakelijk. Daarna kon
de bedrijfsbrandweer van de Heermaf weer inrukken en werd het nablussen
verzorgd door de gemeentelijke brandweer. Uiteraard kreeg de
bedrijfsbrandweer in de dagen erna volop complimenten van hun eigen
directie, alsmede van de opperbrandmeester en de burgemeester.
In eerste instantie werd het bluswater voor de motorspuit zo veel
mogelijk betrokken uit nabijgelegen sloten of vijvers. Dit gaf problemen
met de vaak lage waterstanden en de vervuilingsgraad van het open water.
Op 31 augustus 1921 werden proeven gedaan met een aansluiting d.m.v. een
standpijp op het gemeentelijke net, waarbij met een straal van 20 mm een
druk van 4 atm. in stand gehouden kon worden. Hierbij zij opgemerkt dat
de druk op de gemeentewaterleiding normaal was. Deze werd in geval van
brand verhoogd. Naar aanleiding van de beide hulpverleningen van de
bedrijfsbrandweer van de Heemaf, zag het brandweerkader van de
gemeentelijke brandweer de noodzaak in om eveneens tot aanschaffing van
een motorspuit over te gaan. Op 24 juli 1922 werd een tweewielige
motorspuit derhalve aangeschaft en vijf jaar later werd op 4 mei 1927 de
eerste brandweerwagen gekocht door de gemeentelijke brandweer.
Begin augustus 1938 diende de motorspuit van de Heemaf een aanzienlijke
revisiebeurt te ondergaan. Gedurende deze tijd moest men tijdens blussen
zich behelpen met de waterleiding op het fabrieksterrein. Een hoge
drukpomp in het ketelhuis was reeds aangesloten waardoor voldoende druk
op deze leiding gewaarborgd diende te zijn. Deze situatie voldeed echter
niet. Door deze problemen werd in december 1938 besloten een tweede
motorspuit aan te schaffen. In het jaarverslag van 17 januari 1939 werd
melding gemaakt van deze aankoop. Om de motorspuiten uit elkaar te
houden werd de eerste motorspuit uit 1920 ”motorspuit” genoemd en de
nieuwe de naam gegeven van ”schuimspuit”. Hij was voorzien van een
onderstel met vier autowielen. Capaciteitsgegevens werden in de oude
verslagen niet vermeld. Deze laatste spuit is achterhaald door onze stichting.
In het brand-spuithuisje was geen voldoende ruimte om beide motorspuiten
hier te plaatsen. Derhalve werd als voorlopige oplossing gekozen voor de
schuimspuit tijdelijk te stallen in het compressorlokaal. Later zouden
beide motorspuiten in het brandspuithuisje worden gestald. De
organisatie van de bedrijfsbrandweer werd nu ook aangepast, Het korps
werd opgesplitst in drie korpsen: korps I, korps II en de
reservebrandweer.
Inmiddels was de dreiging van de Tweede Wereld Oorlog ook bij de Heemaf
duidelijk. Dit was te lezen in het verslag van 5 juni 1939: ”Als wij met
de luchtbescherming verder moeten gaan, kunnen de werkmeesters daarvoor
in aanmerking komen. Zodoende hebben wij ook bereikt, dat de brandweer
gescheiden wordt gehouden van de luchtbescherming , zoals dit in
Dortmund door de Duitse autoriteiten wordt voorgeschreven.” In het
verslag van 1 mei 1940 wordt duidelijk gesproken over het oorlogsgevaar
en hoe te handelen bij bominslagen. Er worden o.a. voor de korpsleden en
de leden van de luchtbescherming legitimatiebewijzen door de Heemaf
beschikbaar gesteld. Op het fabrieksterrein werden bomvrije
schuilplaatsen gemaakt. Tevens werden een opruimingsploeg (15 man) en
een gasploeg (5 man) ingesteld. Iedere motorspuit kreeg een vaste
bezetting, die ook bij eventuele calamiteiten de gemeente Hengelo hulp
kon verlenen. Er werden nog 4 bomvrije schuilplaatsen aangebracht, welke
speciaal bestemd waren voor de beide brandweerploegen met ieders een
motorspuit, de opruimingsploeg en de gasploeg.
In het jaarverslag van 29 januari 1941 wordt vermeld dat de
”motorbrandspuit” wordt gereviseerd. Er werd een sterkere motor
ingebouwd terwijl een geheel nieuw onderstel op 4 autowielen werd
aangebracht. De capaciteit steeg door het inbouwen van de sterkere motor
met 100 %. Vermoedelijk betreft het hier de eerste motorspuit uit 1920.
Deze was immers uitgevoerd met twee hoge houten wielen. Het was
natuurlijk zeer wenselijk dat de bluskracht met de twee motorspuiten
voor de Heemaf zo maximaal mogelijk was gezien de gevaarlijke situatie
door de oorlogsjaren. Zeker i.v.m. eventuele bombardementen door de
geallieerden.
Tot zover de gegevens over de bedrijfsbrandweer van de Heemaf, waar onze
stichting met de aankoop van de oude motorpuit (schuimspuit) een stukje
historie weer heeft teruggehaald in Hengelo. |