Bulletin 2008 nummer 3

 

In dit nummer:
  • Dwaling rondom historische motorspuiten.

Foto overzicht van dit bulletin


 

Dwaling rondom historische motorspuiten.


In ons laatste Bulletin besloten wij met een klein artikel met als kop ”Motorspuit HEEMAF anno 1920 achterhaald”. Daarbij werd de hierboven geplaatste foto afgebeeld.
 

Het was wél deze motorspuit die achterhaald werd maar niet de spuit, die assistentie verleende bij de blussing van het Beursgebouw op 3 augustus 1921, zoals abusievelijk vermeld werd. In het vernoemd artikel werd door ons gemeld dat deze motorspuit was opgedoken bij een particulier in Tilburg. Binnenkort zal hij door ons worden vervoerd naar Hengelo, mits de conditie in redelijke staat verkeert. Er zijn twee verschillende motorspuiten in het geding. In dit Bulletin gaan wij dieper in op de historie rondom deze twee motorspuiten van de Heemaf.


De eerste motorspuit werd op 16 september 1920 door de bedrijfsbrandweer van de Heemaf aangekocht. De andere pas in december 1938 en heeft, evenals de eerste, dienst gedaan in de oorlogsjaren en meerdere jaren daarna.


Op 1 september 1920 werd door de directie van de Heemaf besloten een definitieve bedrijfsbrandweer op te richten. Het brandweermateriaal, dat op dat moment in gebruik was, was van dien aard dat hiermee een effectieve brandbestrijding onmogelijk was. In verband hiermee werd in overleg met de directie overgegaan tot aanschaffen van blusslangen, zandzakken, brandladders een slangenwagen en nog meer kleine gebruiksvoorwerpen. Tevens werden op het bedrijfsterrein meerdere brandputten aangebracht voor opslag van bluswater. Tijdens het blussen was men aangewezen op de waterdruk in het gemeentelijk waternet. Hierdoor kwam een waterstraal niet hoger dan 2 m¹. Vandaar dat werd
besloten een motorspuit aan te schaffen. Een brandspuithuisje werd gebouwd. Daarnaast werden uitrustingen voor de manschappen, bestaande uit oliepakken, helmen, schoenen en handschoenen aangeschaft. Dit brandspuithuisje werd tevens ingericht voor het houden van vergaderingen en opleidingen. In de fabrieksgangen werden ladders geplaatst en ramen in de sheddaken aangebracht om zodoende op het dak te kunnen komen. Op deze sheddaken waren over de gehele fabriek loopplanken aangebracht.


Voor het oriënteren naar een geschikte motorspuit ging een delegatie van het pas opgerichte bedrijfsbrandweerkorps op donderdag 16 september 1920 per trein naar de brandweertentoonstelling in Arnhem. Op de stand van de firma Geveke & Co uit Amsterdam vond men wat men zocht. De keus viel na verder beraad op een tweewielige E.C.F.-motorspuit met de afmetingen van een lengte van 340 cm, breedte 140 cm en een hoogte van 165 cm. De motor was een 4-takt 4 cilinder automotor van 12 pk. De benzinetank had voldoende inhoud voor ruim 6 bedrijfsuren. De motorspuit was voorzien van een hoogdrukcentrifugaalpomp. De complete brandspuit woog 550 kg. De kosten, inclusief de nodige assessors, bedroeg ƒ 3.350,-.

 

Met deze aanschaf was de bedrijfsbrandweer van de Heemaf beter geoutilleerd dan de gemeentelijke brandweer. Deze kon alleen nog maar beschikken over hefboombrandspuiten. Maar de gemeentelijke brandmeesters waren natuurlijk op de hoogte van deze aanschaf. Zo kon het dan ook gebeuren dat bij een uitslaande brand op 25 juli 1921 van een blok woningen in de Pastoriestraat de gemeentelijke brandweer voor een groot probleem kwam te staan. Nu was deze grote brand reeds bekend uit onze historische gegevens. Doch interessant is te vermelden dat door onze archivaris Jan Stubbe documenten van de Heemaf gebundeld zijn en hierin vele gegevens zijn terug te vinden over de Heemaf-bedrijfsbrandweer. Bij voornoemde brand werd assistentie ingeroepen van de nieuwe motorspuit. Uit de verslagen blijkt o.a. dat vaak de blusslang rechtstreeks op de gemeentelijke waterleiding werd aangesloten. Hiermee kon dan echter geen langere waterstraal dan 2 m¹ worden verkregen. Ook met de hefboombrandspuiten was niet voldoende bluskracht te bewerkstelligen. Door het inzetten van de motorspuit van de Heemaf konden 2 blusstralen met een druk van 3-4 atmosfeer worden ingezet. Hiermee kon men de brand onder controle krijgen zonder verdere uitbreiding. Het water werd betrokken uit de langs de Beekstraat lopende beek. Dit werd eerst nog bemoeilijkt door de lage waterstand en het zeer vuile water in de beek. Snel werd er een dam met zandzakken gemaakt waardoor het waterpeil snel steeg en men met een zuigkorf in een mand het water goed kon aanzuigen.
 

Kort daarna, op 1 augustus 1921, was het wederom goed raak: het Beursgebouw, ook wel Handelskamer genoemd, aan de Beursstraat stond in brand. Dit gebouw was gevestigd op de plaats waar nu het hoofdkantoor van de ABN-AMRO-bank in Hengelo staat. De brand was ontstaan in de -in het pand ondergebrachte- autogarage. Weer kon de brand zich snel ontwikkelen door gebrek aan bluskracht van de gemeentelijke brandweer. Het was direct duidelijk dat hier aan effectief blussen niet meer gedacht kon worden. Het vuur vond in de diverse opgestapelde artikelen, zoals manufacturen, zakken, oliën, graan enz. een gretige prooi. Nu werd hulp verleend op verzoek van de toenmalige burgemeester. Bij deze brand werd het bluswater betrokken uit de vijver van het huidige Prins Bernhard plantsoen. Dit zeer tot genoegen van de Opzichter van de Gemeentewaterleiding, daar deze bang was dat, bij gebruik van het waterleidingnet, heel Hengelo de volgende dag zonder water zou zitten. De bluswerkzaamheden waren tot ’s nachts 3 uur noodzakelijk. Daarna kon de bedrijfsbrandweer van de Heermaf weer inrukken en werd het nablussen verzorgd door de gemeentelijke brandweer. Uiteraard kreeg de bedrijfsbrandweer in de dagen erna volop complimenten van hun eigen directie, alsmede van de opperbrandmeester en de burgemeester. In eerste instantie werd het bluswater voor de motorspuit zo veel mogelijk betrokken uit nabijgelegen sloten of vijvers. Dit gaf problemen met de vaak lage waterstanden en de vervuilingsgraad van het open water.
 

Op 31 augustus 1921 werden proeven gedaan met een aansluiting d.m.v. een standpijp op het gemeentelijke net, waarbij met een straal van 20 mm een druk van 4 atm. in stand gehouden kon worden. Hierbij zij opgemerkt dat de druk op de gemeentewaterleiding normaal was. Deze werd in geval van brand verhoogd. Naar aanleiding van de beide hulpverleningen van de bedrijfsbrandweer van de Heemaf, zag het brandweerkader van de gemeentelijke brandweer de noodzaak in om eveneens tot aanschaffing van een motorspuit over te gaan. Op 24 juli 1922 werd een tweewielige motorspuit derhalve aangeschaft en vijf jaar later werd op 4 mei 1927 de eerste brandweerwagen gekocht door de gemeentelijke brandweer.


Begin augustus 1938 diende de motorspuit van de Heemaf een aanzienlijke revisiebeurt te ondergaan. Gedurende deze tijd moest men tijdens blussen zich behelpen met de waterleiding op het fabrieksterrein. Een hoge drukpomp
in het ketelhuis was reeds aangesloten waardoor voldoende druk op deze leiding gewaarborgd diende te zijn. Deze situatie voldeed echter niet. Door deze problemen werd in december 1938 besloten een tweede motorspuit aan te schaffen. In het jaarverslag van 17 januari 1939 werd melding gemaakt van deze aankoop. Om de motorspuiten uit elkaar te houden werd de eerste motorspuit uit 1920 ”motorspuit” genoemd en de nieuwe de naam gegeven van ”schuimspuit”. Hij was voorzien van een onderstel met vier autowielen. Capaciteitsgegevens werden in de oude verslagen niet vermeld. Deze laatste spuit is achterhaald door onze stichting.

In het brand-spuithuisje was geen voldoende ruimte om beide motorspuiten hier te plaatsen. Derhalve werd als voorlopige oplossing gekozen voor de schuimspuit tijdelijk te stallen in het compressorlokaal. Later zouden beide motorspuiten in het brandspuithuisje worden gestald. De organisatie van de bedrijfsbrandweer werd nu ook aangepast, Het korps werd opgesplitst in drie korpsen: korps I, korps II en de reservebrandweer. Inmiddels was de dreiging van de Tweede Wereld Oorlog ook bij de Heemaf duidelijk. Dit was te lezen in het verslag van 5 juni 1939: ”Als wij met de luchtbescherming verder moeten gaan, kunnen de werkmeesters daarvoor in aanmerking komen. Zodoende hebben wij ook bereikt, dat de brandweer gescheiden wordt gehouden van de luchtbescherming , zoals dit in Dortmund door de Duitse autoriteiten wordt voorgeschreven.” In het verslag van 1 mei 1940 wordt duidelijk gesproken over het oorlogsgevaar en hoe te handelen bij bominslagen. Er worden o.a. voor de korpsleden en de leden van de luchtbescherming legitimatiebewijzen door de Heemaf beschikbaar gesteld. Op het fabrieksterrein werden bomvrije schuilplaatsen gemaakt. Tevens werden een opruimingsploeg (15 man) en een gasploeg (5 man) ingesteld. Iedere motorspuit kreeg een vaste bezetting, die ook bij eventuele calamiteiten de gemeente Hengelo hulp kon verlenen. Er werden nog 4 bomvrije schuilplaatsen aangebracht, welke speciaal bestemd waren voor de beide brandweerploegen met ieders een motorspuit, de opruimingsploeg en de gasploeg.


In het jaarverslag van 29 januari 1941 wordt vermeld dat de ”motorbrandspuit” wordt gereviseerd. Er werd een sterkere motor ingebouwd terwijl een geheel nieuw onderstel op 4 autowielen werd aangebracht. De capaciteit steeg door het inbouwen van de sterkere motor met 100 %. Vermoedelijk betreft het hier de eerste motorspuit uit 1920. Deze was immers uitgevoerd met twee hoge houten wielen. Het was natuurlijk zeer wenselijk dat de bluskracht met de twee motorspuiten voor de Heemaf zo maximaal mogelijk was gezien de gevaarlijke situatie door de oorlogsjaren. Zeker i.v.m. eventuele bombardementen door de geallieerden.

Tot zover de gegevens over de bedrijfsbrandweer van de Heemaf, waar onze stichting met de aankoop van de oude motorpuit (schuimspuit) een stukje historie weer heeft teruggehaald in Hengelo.